

Boeiende tijden op til: ik nader met krasse schreden tot het herkennen van concrete beeldtaalelementen, in documentaire fotografie. Of misschien beter gezegd: ik word geleid naar het demystifiëren van wat alternatieve beeldtaalgebruikers als gebetonneerde waarheden poneren.
Even was ik eergisteren verward : Michiel Hendryckx bleek zich alweer televisioneel te manifesteren. De voormalige leraar aan de Gentse Academie (waarvan ik dacht dat hij het gehad had met televisiefaam) , sprak het woord “lam” uit, met betrekking tot alleenstaande fotobeelden. Foto’s leven niet buiten hun anekdotische context, zo orakelde jonge pappie Michiel. Hij heeft uiteraard een punt: het is zalig voor een kijker als het beeld gepaard wordt met sappige anekdotiek; Michiel –zo mag ik hem aanspreken- beschouwt zijn kijker graag als een te leiden projectiel. Zijn brandstof is “emosine”, flauw maar brandbaar glijmiddel, als het er op aankomt beelden leesbaar te houden. Zijn foto van oerkoningin Fabiola is er het oervoorbeeld van : “Zoetje” straalt een tristesse en uitgelopen fond de teint uit, vanachter de glazen wand tussen haar en Paola, aldus fotograaf-eilandbezetter Hendryckx. Voor mij wordt deze woordelijke omkadering stilaan stresserend : ik neem geen genoegen meer met emo-anekdotiek rond beelden. Ik word ietwat lam en onmak van deze aanpak; ik wil meer dan alleen maar op het juiste been gezet worden. Let wel : ik hou van de leesbaarheid van Cartier Bresson, Doisneau en zovele andere zachtaardigen. Maar ik blijf hongeren naar het iets minder hapklare brokkenwerk.
Iets gelezen dan maar. “Shifting places”, van Alexander Streitberger, omtrent Peter Downsbrough. Over de gesteldheid van beelden, die niet passen in hun normale functionaliteit van spectaculair of controlerend medium. De “context” wordt op zich het grondprincipe, waaraan de foto’s hun bestaan en waarde ontlenen. Mooi. Interessant. Te bekijken. Ontkiemende criteria om foto’s beter te begrijpen, te selecteren, te ontleden.
Maar ik ga mezelf en jou ontnuchteren : beelden analyseren vanuit een geconstrueerd denkkader (waarvan ik denk dat deze als “filosofisch” en “kritisch” bestempeld wordt) werkt verlammend. Ik ontleen deze term aan Hendryckx, maar in een vrij vreemde context. De teksten en het gekunstelde projecteren van verwijzingen doen mij denken aan het analyseren van gedichten in mijn voormalig collegeklasje. Defectieve Van Ostaijen gewrongen in de volmaakte formule. Vingertje wijzend naar de navel van de analyticus van dienst.
Het spijt mij, meneer Streitberger. Je ontleding raakt alleen één kant en één wal, die van je eigen intellectuele beleving. Maar wat heb ik eraan als ik op zoek ga naar iets breders, iets meer universeel, iets meer geloofwaardig, als referentietoetsen voor beelden?
Ik eis meer dan de woorden “research” en “discours” en “pluri-dimensionaliteit”. Ik krijg deze niet aan mezelf (en aan cursisten) verkocht, als ik naar (mijn) beelden kijk.Misschien is deze opwerping een analyse op zich : deze van de fotograaf, met de simpele blik, die vanuit een naïeve zucht naar helderheid, zelf beelden maakt. Naar verluidt sluit de fotografie dit ook in.
Of toch maar lezen tussendoor? Het boek “The Engine of Visualization”, van Patrick Maynard ligt op tafel. Brandstof. Andere stuff zijn de gesprekken, met mijn “fellow”-studenten en met uitgelezen docenten. Het draait rond “verhalen” in fotografie en woorden als “waarheid, authenticiteit, emotionaliteit”. Ik krijg het zwaar te verduren, in woordelijke confrontaties; mijn verworven wantrouwen overwint telkens weer mijn goodwill in deze transacties van gedachten. Maar intellectueel moet ik in verplichte modus toegeven: waarheidsgetrouwheid, authentiek zijn in motieven en uitingen, de uithoeken van de emoties verkennend, is er meer (of anders) dan de narratieve documentaire invulling à la Michiel en konsoorten. Misschien is een intellectuele souplesse mij weinig gegund – leeftijd speelt hierin een verontschuldigende rol – maar…. Om zomaar lichtgelovig in conceptueel raffinement te gaan geloven, is vooralsnog een handreiking te ver. Ik word nochtans zwaar verleid in deze kwestie, en niet alleen door grijze oude mannetjes, met berookte brilletjes.
Bewieroken. Hoor ik dit nog te doen? De goden en afgoden zijn aflijvig geworden. Toch even een kleine hommage aan de fotograaf die fotografeert. Die zich behept met vermoeiende gedachten en die zich spaarzaam ontdoet van zelfisolerend ideeëngoed. Die zijn geloof in de beproefde beeldtaal offert op het altaar van een ongrijpbare emotionaliteit. En die de intellectuele plooibaarheid toch wil koesteren, als een opdracht.
De fotograaf als open en weinig beschreven boeklezer. Hij vertrouwt wie met hem door fotoboeken bladert, in een Brusselse bib.Wierook als boter op mijn eigen hoofd. Dat van de fotograaf die “trotzdem” blijft fotograferen. Een onbedwingbare grijpzucht, zonder onderbouw.




