Dierbare personen.
Vandaag alweer Sontag. Het mens, reeds knokig bij leven en liefde, laat niet los. Zit er hars in beenderen? Of zijn de woorden beklijvend?
Ik ben tot de conclusie gekomen dat fotografen behalve leugenbrokjes ook nog dieven zijn. Op de individuele keper beschouwd kan ik zelfs nog wat niet alledaagse kenmerken opsommen van mijn gildebroeders. Wansmaak of erger, het gemis aan (wan)smaak. Maar dit is dan weer een royaal uitgedeeld talent in provinciale kringen. Of economisch bewegwijzerd narcisme, met voedselvetten, tegen de voorhuid gelapt.
Terzake, over fotografie en diefstal. Sontag schrijft ronduit dat de betekenis van fotografie in diverse vormen iets “verwerven” is.
Eén : er is de foto, als surrogaatbezit van een dier-baar iets of iemand. De technische of esthetische kwaliteiten van het beeld zijn hierbij niet van tel; de foto is een uniek object. Punt.
Twee : een foto hebben van een gebeurtenis, betekent dat je het gebeuren geconsumeerd hebt, zowel als lijfelijk aanwezige als in de rol van dromer, die er wat graag was bij geweest.
Drie : een foto verschaft kennis die loskomt van onze ervaringswereld. Je hoeft dus helemaal niet iets meegemaakt te hebben; een foto brengt je die informatie aan, die de ervaring zelf overbodig maakt.
Ik plak er een beeldje bij. Dierbare wezens, gedisciplineerd op een rij, wachtend, in tegenlicht, op de ervaring van het consumeren van voeder. Wij zijn allen consumenten. En diefachtig, leugenlistig. Pervert-plussers. Gelukkig worden wij af en toe omgeven door eerlijke beesten.