Overdenken.
by lucas dewaele
“Graven” is behalve een meervouds-substantief ook een werkwoord. Het opvoeren van lastige, belastende bewegingen in en uit (onder meer) harde bodem. Lastiger nog wordt het als de bodem ook nog rijkelijk bezaaid is met harde noten. Om te kraken, te pletten, koud te walsen. De noten van de veralgemening (tiens, ook een “mening”), de versimpelde analyse, het aha-geloei van “iets door te hebben”. De cerebrale angel van de dag blijft steken in de gedachte “dat fotografie slechts over de buitenkant gaat”. Emotie, gevoel, inhoud : het zijn labels die er naderhand opgekleefd worden en die met het beeld op zich niets te maken hebben, maar vooral focussen op de psychische toestand van de kijker. Een bejubelde foto die appelleert op emo-, psycho- of godbetert filo-content is dit uitsluitend omdat de woordelijke omlijsting dit beeld zo duidt. Met zakelijke woorden : wat prozaïsch geleuter rond een foto uitstorten en klaar is Kees. Of Nick, of Jimmy, of ….
Deze uitgesproken gedachte irriteert. Niet in het minst omdat deze onverwijld toepasbaar is op het gros van hedendaagse fotografen, maar omdat deze elke vorm van “fotografie bekijken” aan een droevige conclusie koppelt. Praten over foto’s is humbug; de entourage rond de fotograaf definieert de waarde van diens oeuvre. En wat overblijft is psychisch deficit, geprojecteerd door de kijker.
Kan dit statement stand houden? Kan een fotograaf iets inhoudelijk verbeelden en daarbij ook nog intellectueel oprecht zijn? Of laat hij zijn model maar wat uitbeelden, sopt hij zijn onderwerp in een badje van diepe gedachten?
Ik weet het niet. Ik kan wel enkele beelden tonen, of toch maar eentje dat ongevaarlijk is. Omdat de modellen van het beeld ver wonen en “internet” geen eetbaar of functioneel begrip is. Andere beelden gaan mij vriendschappen kosten. Over vriendschap gesproken. Is dit geen uiting van emotionaliteit en bovendien niet geloofwaardig in beeld te brengen, zonder acteer- of regietalent? Zoals ik al schreef: ik weet het niet. Ik hou het op een sprakeloze blik.
Er is niet één waarheid wat dit betreft. Niemand durft te twijfelen aan deze foto, een emotioneel beeld dat me als kijker raakt en qua “echtheid” doet denken aan de Vietnam foto van Ut.
Maar de Spaanse foto van Capa vond ik ook zo “echt” tot blijkt dat het fake is. Of de foto’s van Cindy Sherman, of Doisneau die zijn Parijse kus in scene heeft gezet. Jeff Wall regisseert zijn foto’s tot heel “echt” en zet de kijker op het verkeerde been, althans voor zover die niet weet wie Jeff Wall is.
Maar wat heet “echt”. We horen toch te weten dat fotografie en “echt” niet altijd moeten samengaan.
Een goede fotograaf maakt beelden met een bepaalde bedoeling en als de boodschap overkomt is hij geslaagd. Ons “echt” is de illusie uit het begin van de fotografie meer dan honderd jaar geleden.
Dat soort “echt” is alleen van belang als de foto documentair pretendeert te zijn. Dus was Capa in die zin een leugenaar.
Als kijker zien we van een foto altijd alleen maar een buitenkant, en die kan zeer emotioneel zijn. Maar wat achter de foto ligt blijft onzichtbaar. Bovendien wordt onze lezing van een beeld nog grotendeels bepaald door onze eigen ervaringen en kennis. De kijker maakt tot op zekere hoogte zijn eigen beeld.
Dit alles is geen kwestie van wit of zwart, wel van een ondefinieerbaar grijs.
Wij zijn het onroerend eens dat de ethische invulling van “echt” (authentiek, eerlijk, waar) geen “echt” criterium is in het beoordelen van beelden. Maar welk medium, taal, symbool, gedachte, filosofie, reflex…. kan dan wel de betekenis van een foto duiden? Wat kan de achterkant van het beeld zichtbaar, hoorbaar, verstaanbaar maken? Is er “echt” een achterkant of is alle duiding rond het beeld louter “encadrement”, een 2D-contourschets? Zoveel diepe gedachten op zondag, terwijl ik eigenlijk echt in de hoogmis moest zitten, om hierover na te denken. Kwestie van mij op andere gedachten te brengen. Echte, deze keer.
Ecco i nostri cuori esposti nel sogno di una panchina.