Lucas Dewaele, dagboek

Over fotografie en leven.

Month: April, 2012

Bevattelijkheid.

“Lately I’ve been struck with how I really love what you can’t see in a photograph”, Diane Arbus

I dislike landscapes. I only like people, and plastic flowers. (Elliott Erwitt)

Amuse sagesse, recepten.

It isn’t what a picture is of, it is what it is about. (John Szarkowski)

Ontroerbaarheid op hedendaagse wijze.

Morgen vertrek ik. Gaudeamus, op naar het Parijs van Eugene Atget en het New York van Bérénice Abbott. Al blijkt de sensatie rond deze dame zich –wat mijn reislust betreft- te beperken tot de Franse metropool, nader bepaald in Jeu de Paume. Twee dagen waarin ik me met pedagogische verbetenheid, laat inwijden in het moderne ontroeren of, om het met Szarkowski te duiden : in de bredere kwesties van de moderne kunst en de gelijkaardige gevoeligheid. Mijn irritatie-vaardigheid zet ik alvast in verdovingsmodus. Maar ik blijf sterk uitgeslapen bij elke duiding.

Szarkowski’s traktaten : dat moet je als fotograaf toch wel gelezen hebben. De snedigheid, waarmee hij de fotografie bekijkt doet denken aan Susan Sontags “On Photography”. Maar dan systematischer en zakelijker. Inspirerend voor wie als schappelijk mens in foto-onderwijs, de kennisdaad verricht.

Szarkowski minnekoost vijf gekende punten, bij het bekijken van een foto : het ding zelf, het detail, het kader, de tijd, het standpunt. Wie aandachtig is, weet dat er sinds 29 januari 2012 hieraan weinig veranderd is : scroll even terug in de tijdslijn van dit blogje. Een opfrissing zal uw bonus zijn.

Wat mij sindsdien achtervolgt is zijn stelling dat “de rand van de foto de inhoud bepaalt”. “Het isoleert onverwachte juxtaposities”, zaken en vormen die naast elkaar, een ongezien effect generen. De fotograaf omlijnt de dingen en legt daarmee de basis voor een onderlinge relatie; hij bepaalt de betekenis en een herkenbare visie door zijn zoekerranden. Kan ik mij hierin vinden?

Het is een geruststelling en een provocatie te weten dat Szarkowski hevig fan was van Atget en bij uitbreiding en bij rijping, dus ook van Abbott. Ik zal beider oeuvre bekijken vanuit zijn gezichtspunt : dat van de man die stelt dat een fotograaf in een wedstrijd verwikkeld is. Een wedstrijd tussen hemzelf en de arrogantie van het doorsnee-zien.

Ik zal de beelden van Atget en Abbott vanzelfsprekend ook tegemoet treden met het gedachtengladde inzicht van de man die hen omarmde : dat in de actuele documentaire “approach” meer naar de strikt persoonlijke doelen gemikt wordt. De realiteit, met anderen woorden, niet meer willen hervormen, met beelden, maar deze gewoon leren kennen, is het actuele parool.

Bij mij gisteren zeer gekend waren de nieuwe meisjes van het Brugse Sint Leo-College, de ijle studioruimte van Syntra-West en mijn gepolijste omgeving van de Roeselaarse Academie. Ik zal hen allen missen, dit weekend. Parijs wenkt. Sic transit fotocopia mundi.

http://www.jeudepaume.org/index.php?page=article&idArt=1499&lieu=1

http://carnavalet.paris.fr/fr/expositions/eugene-atget-paris

 

Dit Vlaanderen heb ik hartgrondig lief.

Verwonderzaam.

Stel: je gelooft. Goed.

Jij gelooft dat kunstenaars met een uitgewassen blik naar de realiteit kijken. Anders dan dat Jantje, Ahmedje en ik dat doen, met onze nederaardse neigingen. De kunstenaarskijk die zich richt op metasignalen en omfloerste openbaringen uit deze wereld, wekt bewondering voor wie tijd neemt deze te ontdekken. Of, misschien draait deze meerachting ook wel uit in de richting van enige minachting, als kenbaar wordt hoe een variëteit van kunstenaars boert op een perceel van geschroeide lucht, gewilde vaagheid en een met hoektanden versierd intellectualisme. Ben ik duidelijk genoeg? Ik geloof niet in de stukgebraden verhalen rond het zakelijk succes van hedendaagse creatieven. Ze zijn te nadrukkelijk aanwezig op beurzen. En hun kunstbeursmakelaars hebben een hoog-pecuniaire termijnvisie. Daar is niets mis mee – misleiding vult ’s werelds loonzakje – maar het dooft de sterkste kracht die de oprechte kunstenaar in zich heeft : het teweegbrengen van “verwondering”.

Ik weet dat dit een uitermate simpel en enkelvoudig statement is. Geen ellenlang substraat op gerecycleerd papier gaat hieraan vooraf. Ik voorspel dat “verwondering”, zoals in mijn beleving verwoord, wellicht als rudimentair bekeken wordt. Ik weet dit zonder profeet te zijn. Nog meer besef ik : “verwondering”, zal juist getimed, in een nevelig discours, door hen, die ik uitermate viseer, gerecupereerd worden, als kernwoord, als keurmerk dat op eigen oeuvre exclusief toepasbaar wordt. En dat en passant te koop wordt aangeboden op beurzen, voor een onbegrensde prijs. Of later met decapeermiddel anoniem verwijderd wordt van witte muren.

Ik sta niet vast in het geloof, dat Kunst de binding tussen de mens en de economie ontkent. In België niet, in Oostelijke en andere Rijken niet.

Ik adviseer mezelf : geloof je boerenverstand met mate, of, sluit je niet af van wat de oprechte kunstenaar vermag. De verleiding tot ongeloof is groot en aanstekelijk en wekt geen enkel gericht perspectief op, tenzij dit van de man, met het grote gelijk. En met het slechte karakter en met de diepe tekorten aan inzicht.

Ik geloof oprecht in de “verwondering”, niet als uitkomst van een onfeilbare kunsttheorie, noch gekaapt door mensen als actuele kunstpausen en -pausinnen. Ik blijf beleefd: ik geloof in de kinderlijke verwondering, het soort dat zich niet nestelt in de tussenschotten van kunstbeursstandjes. De verwondering die de kunstenaar doet creëren, een wezen toekennen aan wat dode materie of een ontleefde omgeving is. En die zo feilbaar is, dat een kleine voorgekookte sneer, hem/haar uit zijn zwaartepunt kan slaan. (Maar de ziel blijft wel ongeschonden.)

Veel oprechte kunstenaars zijn als kinderen. Behalve de “verwondering”van hun kijken, delen zij de kwetsbaarheid van hun positie, als zij uit hun wereldje treden. Het gevoel van een beetje alleen te zijn in de afgeladen wereld. Zij missen de netwerken, de awards, de vrienden in de raden van bestuur, de erkenning tout court. Zij derven ook wel de angst om uitgesloten te worden uit de erkende eredienst van de Kunst. Zij zijn verwonderd en halftijds onderweg naar koude douches. De andere helft van hun tijd ontzeggen zij zich afknappers; zij werken verder, met alleen de obsessie van hun beperkte verwondering. De verwondering van hun kijk op de realiteit. Zoals kinderen dus.

Mijn uitkomst is vuur- en negenproefondervindelijk vastgesteld. Verwondering is de som van alle kinderlijk en oprecht denken en kijken. En resulteert niet in blabla-stelsels. “Verwondering” leidt weg van het grote ik. Is grappiger, lijkt oppervlakkiger en vertedert door zijn oprechtheid. Het ligt helaas niet (meer) in ieders bereik. Vergeef mij daarvoor.

Files en filles en gabbers van de dag

Broeksele, die Scone.

Flaneren tussen het VGC-gebouw en het Noordstation.

P.s. in het VGC-optrekje, naast het Kaaitheater, vinden in juni, de “Masters” van Sint Lukas, een niet-lekkend onderdak. Ik zoek een vrijwilliger-schilder voor mijn hoekje.

 

 

Zeepbelletjetrek doen.

Te lang heb ik mij vrolijk gemaakt en olijk opgesteld in de aanblik van vermoeide auteurs, bij de openbaarmaking van een nieuw boek. Hun boek, hun eenling, hun mormel. Ik dacht dat manifeste vermoeidheid eerder een promo-daad was. Of een blijk van kwaliteitszin of een aanwijzing van Vlaamse naarstigheid of godbetert, intelligentie van dezelfde origine …  Het moet er nu braaksgewijs uit dat mijn (vr)olijkheid geheel en al ten onrechte was : een boek maken is beulenwerk, van een zeldzame Sisyfus-variëteit. Ter info voor wie zijn klassieke pluimen kwijtgespeeld is : Sisyfus, Corinthische leperd, koning en godenplager, mocht voor de rest van zijn dodenbestaan een rots een berg opduwen; de goden en hun gravitatiewetten verzekerden hem van eeuwigdurende werkzekerheid. Waar hoogmoed al niet toe leidt.

Het maken van één boek vergt ruimte

Het maken van één boek vergt ruimte

Hoogmoed drijft een mens tot veel, zij het niet altijd tot fijnzinnigheid in lichaamstaal of beeldtaalgebruik. Ervaringsgedreven als ik ben, heb ik maanden nagedacht en gelezen omtrent dit laatste hangijzer : de gedaante van het beeld, de taal, die eruit spreekt. Vaak heb ik bevonden hoe verwarring en vaagheid er essentieel deel van uit maken. Vraag een stel plusminus gerenommeerde kunstenaars iets over hun beeldtaal en wacht af wat er komt. Of er iets komt, een uitdruksel of zo. Want die vraagstelling is problematisch en vermoeiend en dwingend.  Verbanning naar het leeseiland van uitvoerige kunstkritieken of de prullenmand of stilzwijgen zijn de standaardreacties. Of potsierlijker : de bereddering met één of ander vriendelijk “-isme”. Onvrede hieromtrent blijft tot vandaag mijn deel. Broer van Sisyfus, dat ben ik.  (Ik slijp mijn teennagels aan rotsblokken.)

Omtrent die beeldtaal dus : ik ben tegen wat analyses aangelopen, gestuit op tal van op ongerijmdheden en ik heb mij vergewist van dit alles, in wat nu als “scriptie” getypeerd wordt. Ik vind er mezelf in terug, zij het in zeer laaghartige vorm. Geen zweverige intenties meer om “beeldtaal” in finale woordjes te verpakken, maar… de pointe hou ik nog even achterwege, voor wie er verplicht leesvoer aan heeft. Het tipje is wellicht dit: een blijvend redeloos verlangen naar het maken van beelden. Schrijf ik dit concreet genoeg?

 

Onaangeschoten wild ben ik overigens wel van mijn eigen beeldenberg en de boeken waarin ze zich vergewissen van een lang bestaan. Beeldtaal uiteenrafelen en gerijmdheden ontdekken, mijn courante dada’s van maanden ver, hebben er een beeldvriendelijk onderkomen in gevonden. “Beeldvriendelijk”, daarmee bedoel ik dat mijn bevindingen woordloos tot beelden verworden zijn. En dat ik mij in dit “zachtaardig egoland” thuis voel.

Natuurlijk waren en zullen er nog zijn, momenten van “aha” tot “oei” en alternerend “oh” en “ah”, bij het overdenken en kijken naar eigen beeldmateriaal. Maar een vorm van sereniteit overkomt mij : als fotograaf  bespeur ik in mezelf geen handelaar in rookgordijnen. Projectie van vermeende kwetsuren (oh ja, kijk alweer een mannelijk maatschappelijk onrecht spreekt uit die foto’s) heeft geen vat op mijn actueel werk. Een beetje hoogmoed van tijd tot tijd kan maar een handvol bloedplaatjes doen trillen.

Te verwaarlozen.

Totaal niet te verwaarlozen is de komende tentoonstelling in Be Part in Waregem, omtrent kunstenaarsboeken. “Bookshowbookshop”, een trendy West-Vlaamse titel om het even over “kunstenaarsboeken” te hebben. Je vindt alles over het boek, “dat inerte papieren obstakel/object” op www.be-part.be

Beeldbonusbescheid.

Kunst maakt niet gelukkig.

Op zondag 1 april heb ik argwaan gekoesterd. Niet dat ik me bedreigd dreigde te voelen door een Vlaamse wielerkaravaan of door Leuvense portiers die West-Vlaams verwarden met het dialect van Tangiers, maar toch…. Verdenking wekt zo’n dag steeds weer op. Ik kreeg niet alleen tegenvallende resultaten van mijn nieuwe Polaroid SX 142012 te verwerken, maar ook buitenlandse antwoorden op mijn innige vragen aan kunstenaars.

“Welk verhaal wil je vertellen, met je werk?”

“Wat drijft jou om te maken wat je maakt?”

Kleine vragen aan grote artiesten resulteren gegarandeerd in stilte, in een statement zonder bronvermelding of in een kras wederwoord.

Merkwaardig toch dat die twee simpele vragen nog steeds geen onverdachte helderheid opwekken. Laat ik die vragen dan maar stellen aan twee eenvoudige werkmensen, een rechtetandenarts en iemand die in het donker in je ogen kijkt, zonder verliefd te zijn of te worden. Twee fictieve personen uit de nabije lucht gegrepen. Het verhaal, meneer? Eenvoudigweg doen wat je graag doet, het vakkundig-goed doen en centen verdienen. De drijfveer? Rekeningen op tijd betalen en schoonheid toebrengen, of toch een ingeving ervan. Geen dubio, geen scepsis, geen scrupule.

Jammer dat Kunst niet vatbaar is voor die ontleding. Een vak, ja, dat laat zich pramen en doorlichten en een vakman, die laat zich bezielen door drang en angst, voor een deurwaarder. Maar een kunstenaar…?

Ik ga ervan uit dat kunstenaars proefondervindelijk beleefde mensen zijn. (En ik ben dat ook – al werk ik naar een gewilde mutatie toe.) Welk antwoord op die twee eenvoudige vragen kan ik verwachten van Kunstmensen, die geestdriftig kunnen weten, wat ik hen vraag? (Omdat ze in de specifieke boekjes komen, met wierook beademd worden in het Kunstonderwijs en succes uitstralen tout court). In eerste instantie, geen respons of een -aha- zeer laattijdige, wegens geen tijdsbesef of een bijna-levend-ervaring, vermoed ik. Ten tweede,een heilig huisje dat bezwijkt: tot op dit eigenste moment was ik bekoord door het romantische idee dat elke kunstenaar “vertegenwoordigd” was in zijn werk. Dat, met andere woorden, het werk een materiële performance was van de man of de vrouw. Mis dus; er zijn erkenden die weigeren zich kenbaar op te stellen in hun werk. En die hun werk miskennen in het vakje waarin ze ondergebracht zijn door kenners. Derde keuring van antwoorden op heldere vragen leert mij dat helderheid en vraagstelling problematisch zijn in menige belevingswereld. En tot onbeleefdheid dwingen. En dus negeerbaar zijn.

Ten vierde mocht ik één lange open vraag als antwoord ontvangen; een verademing in de smogscène van de Kunst. Van een soort Amerikaan, met een Belgische nationaliteit. Die grote foto’s maakt, met een zware camera. Een beetje tussen Atget en Abbott, maar nog bemailbaar. Ga zijn werk bekijken, inspecteren, navorsen, beschrijven. Het hangt nog in het FOMU. De suppoosten zijn er beleefd. En koesteren allerminst achterdocht voor wie kijkt en vraagt.

Intussen verwacht ik niets meer van die Polaroid SX142012. Wie hem wil, mag hem komen halen. Mailtje volstaat.

polaroid sx142012 : om op te fluimen...

polaroid sx142012 : om op te fluimen...

Zin op maandag

Het Echternachse processiewerk van mijn overpeinzingen resulteert alvast in één zin:

“Ik moet besluiten dat er meer essentieels ligt in de aanpak van de documentaire fotograaf, die het verhaal en zijn breed-affectieve aanpak niet ontegenzeggelijk tentoon spreidt, maar deze oproept. De fotograaf-kunstenaar die de kijker eenvoudigweg vraagt om het verhaal zelf te hertalen, wars van een interpretatie van de kunstenaar zelf of van de theoreticus, die stelt hoe deze of gene beeldtaal aldus dient geïnterpreteerd.” Tot dusver een kleine ontknoping in mijn zoektocht naar de betere ijkpunten in documentaire beelden. Bijna, uit puur theoretische rancune, voegde ik er nog aan toe, dat een kunstenaar er pas echt in slaagt de documentaire beeldtaal op te schonen, als elke oprisping van bijvoorbeeld feminisme of ecologie of immateriële kwaliteiten in de kiem gedoofd wordt, door het werk zelf. En door de reactie van de argeloze kijker, die geniet en beleeft. Maar, ik schreef het reeds, “rancune” hoort niet thuis in de kolommen van een masterscriptie. Maar in de verzonken schrijfsels van een blogje des te meer en meer.

Scriptiejeuk ten spijt lees ik nog graag over fotografie. Stephen Shore – ik ben over de man heen gestapt bij het schrijven over documentaire fotografie – maakt in “The Nature of Photographs” melding van volgende “tools”. “Bij het bepalen van de inhoud en de beeldopbouw, zijn het standpunt, het kader, het scherpstelpunt en tijd de vormelijke gereedschappen van de fotograaf; ze worden gestuurd door de aandacht die de fotograaf opbrengt. Ze weerkaatsen de helderheid van zijn concentratie. Deze tools sluiten nauw aan bij de mentale “organisatie” van de fotograaf.”

De wijsheid die Susan Sontag, weliswaar in brokjesvorm, aanbrengt, wordt vervolgd in het boekje van Shore. Wijsheid in de vorm van een vingerknip, in de stemming van “let op, beste fotograaf, ik ga je iets openbaren”. Een voorbeeld. “Als je nu pas bewust wordt van de ruimte tussen jezelf en deze pagina (dit scherm), dan kan je spreken van een transmutatie, een zijnswisseling van je aandacht en je waarneming. Deze soort verandering van je perceptie, kan voor een fotograaf leiden tot een herschikking in zijn formele beslissingen bij het maken van een foto”.

Telt dit als scriptieverdriet of eerder als bijdrage tot het begrijpen van beelden, wars van termen “leuk, geestig, sterk, feministisch-onvriendelijk,….” Of weet ik veel welke ondoordachte verzuursels het leven en het kunstenaarschap tekenen?

Animositeit op maandag, daar heb ik zin in.

Vlaanderens mooiste …

En mijn nieuwste speeltje, de meest recente Polaroid SX142012. Ik moet nog wennen aan de resultaten. Alvast mijn eerste onbevlekte vrucht. Graag uw respons.