Verwonderzaam.
by lucas dewaele
Stel: je gelooft. Goed.
Jij gelooft dat kunstenaars met een uitgewassen blik naar de realiteit kijken. Anders dan dat Jantje, Ahmedje en ik dat doen, met onze nederaardse neigingen. De kunstenaarskijk die zich richt op metasignalen en omfloerste openbaringen uit deze wereld, wekt bewondering voor wie tijd neemt deze te ontdekken. Of, misschien draait deze meerachting ook wel uit in de richting van enige minachting, als kenbaar wordt hoe een variëteit van kunstenaars boert op een perceel van geschroeide lucht, gewilde vaagheid en een met hoektanden versierd intellectualisme. Ben ik duidelijk genoeg? Ik geloof niet in de stukgebraden verhalen rond het zakelijk succes van hedendaagse creatieven. Ze zijn te nadrukkelijk aanwezig op beurzen. En hun kunstbeursmakelaars hebben een hoog-pecuniaire termijnvisie. Daar is niets mis mee – misleiding vult ’s werelds loonzakje – maar het dooft de sterkste kracht die de oprechte kunstenaar in zich heeft : het teweegbrengen van “verwondering”.
Ik weet dat dit een uitermate simpel en enkelvoudig statement is. Geen ellenlang substraat op gerecycleerd papier gaat hieraan vooraf. Ik voorspel dat “verwondering”, zoals in mijn beleving verwoord, wellicht als rudimentair bekeken wordt. Ik weet dit zonder profeet te zijn. Nog meer besef ik : “verwondering”, zal juist getimed, in een nevelig discours, door hen, die ik uitermate viseer, gerecupereerd worden, als kernwoord, als keurmerk dat op eigen oeuvre exclusief toepasbaar wordt. En dat en passant te koop wordt aangeboden op beurzen, voor een onbegrensde prijs. Of later met decapeermiddel anoniem verwijderd wordt van witte muren.
Ik sta niet vast in het geloof, dat Kunst de binding tussen de mens en de economie ontkent. In België niet, in Oostelijke en andere Rijken niet.
Ik adviseer mezelf : geloof je boerenverstand met mate, of, sluit je niet af van wat de oprechte kunstenaar vermag. De verleiding tot ongeloof is groot en aanstekelijk en wekt geen enkel gericht perspectief op, tenzij dit van de man, met het grote gelijk. En met het slechte karakter en met de diepe tekorten aan inzicht.
Ik geloof oprecht in de “verwondering”, niet als uitkomst van een onfeilbare kunsttheorie, noch gekaapt door mensen als actuele kunstpausen en -pausinnen. Ik blijf beleefd: ik geloof in de kinderlijke verwondering, het soort dat zich niet nestelt in de tussenschotten van kunstbeursstandjes. De verwondering die de kunstenaar doet creëren, een wezen toekennen aan wat dode materie of een ontleefde omgeving is. En die zo feilbaar is, dat een kleine voorgekookte sneer, hem/haar uit zijn zwaartepunt kan slaan. (Maar de ziel blijft wel ongeschonden.)
Veel oprechte kunstenaars zijn als kinderen. Behalve de “verwondering”van hun kijken, delen zij de kwetsbaarheid van hun positie, als zij uit hun wereldje treden. Het gevoel van een beetje alleen te zijn in de afgeladen wereld. Zij missen de netwerken, de awards, de vrienden in de raden van bestuur, de erkenning tout court. Zij derven ook wel de angst om uitgesloten te worden uit de erkende eredienst van de Kunst. Zij zijn verwonderd en halftijds onderweg naar koude douches. De andere helft van hun tijd ontzeggen zij zich afknappers; zij werken verder, met alleen de obsessie van hun beperkte verwondering. De verwondering van hun kijk op de realiteit. Zoals kinderen dus.
Mijn uitkomst is vuur- en negenproefondervindelijk vastgesteld. Verwondering is de som van alle kinderlijk en oprecht denken en kijken. En resulteert niet in blabla-stelsels. “Verwondering” leidt weg van het grote ik. Is grappiger, lijkt oppervlakkiger en vertedert door zijn oprechtheid. Het ligt helaas niet (meer) in ieders bereik. Vergeef mij daarvoor.