TTT
Neen en ja, spraak- of schrijfgehakkel in de tussentijd is mij vreemd. Al zou gestamel in schrift en taal wel een perfecte verklaring zijn voor haperende gedachten en een sputterend geheugen. Wat wou ik ook alweer schrijven, verkondigen, boodschappen. En voor wie…?
TTT zou tot hip letterwoord kunnen verworden bij ChatGPT, maar het staat gewoon voor een tussentijdse tekst. Saai, voorspelbaar, zonder hoofdletters, in het Nederlands en om te vergeten. Zo tussenin de beelden en de achtergronden, wat woorden, met zicht op een lente die veraf blijft. En die dus noopt tot schrijven en lezen.
Mijn tussentijdse tekst, mijn intermediair troeteltje. Het voormalig-witte toetsenbord, het beeldloze scherm van mijn plus-computer, het onwezenlijke geluid van harde schijven in volle arbeid (daar bestaat geen woord voor) – dit alles leidt mijn blik naar de raamopening, met zicht op een generator (die dagelijks aandacht krijgt van experten in witgelakte camionettes) en een halfverzopen stuk wasteland. Ooit wordt dit een pleisterplek, maar onderwijl moet de plek zich nog inpleisteren met verwachtingen en wanen. En pompen, zowel als substantief als in werkwoordsvorm.
‘Pompen’ is een werkwoord met potentieel voor beeldspraak. Een fotograaf doet het trouwens vaak luid en graag: pompen met de ogen, tot op de bodem van een realiteit. Hij, zij of iemand ergens tussenin/uit plooit zich bij deze ambitie in vele bochten. Een voorrecht, voor echt en waar verklaard door menig oprechte fotograaf. Al vind je die niet veel in onze koude dagen. Fotografen die tot de botte grond spitten. Dan kan ook niet meer, want er zijn heel wat bezwaren die de beeldige oprechtheid van een beeldenmaker in de weg staan. Neem nu even de wet ter hand. GDPR, alweer een letterwoord. Ik betrap en bestraf mezelf op en met angst voor GDPR. Iemand die in mijn zoeker komt, een schim, een vingerkootje van een schaduw, een nummerplaat van een potentiële concubinaire wagenbezitter, een gordijn in de foute regenboogkleur: elk element van het beeld kan een bron worden van inkomsten voor juridisch gespuis en vermeende schadelijders. Dodelijk voor een documentaire fotograaf. Venijn voor de eigengereide geest die zijn plekje in deze leefwereld wil tonen. Of bewaren of aangeven of bewijzen of archiveren. Voor een onbestemd nageslacht. GDPR is voor de plaatjesslager (wees gerust, het woord bestaat niet) wat een glimmend slachtmes is voor de doodbrave maar overjaarse koe op de slachtsteen. Geen geruststellend vooruitzicht – zo te verzuipen in eigen bloed en nat. Het wordt dus pompen.
Tussentijds wat gedachten verzetten – ik had er de intentie niet toe. Maar het komt, op kousenvoeten, binnengeslopen. Ook in deze, alweer verhoopte laatste editie. Nummer 12, als mijn telraam het goed voor heeft. Angst voor het afbeelden van mensen en hun roekeloze gedragingen, helmloze bouwvakkers, een toekomstig privaat wingewestje, angst, angst, angst. De grootste angst is niet het aangesproken worden door verongelijkten en verontrusten en eerwaarde verontwaardigden – mijn camera en ik zijn altijd zichtbaar. Maar het stiekeme gemis aan breed beeldmateriaal voor een komende generatie. GDPR dicteert wat wel en niet kan – met andere woorden: de regulatie bepaalt de beeldtaal. De taal van de kritische observator, die snapt dat beelden geduchter kunnen worden dan woorden. Voor woorden moet je kunnen en willen lezen. En men gaat ervan uit dat woorden in al hun gelaagdheden aan vele interpretaties beantwoorden en dus geen objectieve sérieux hebben. Voor beelden geldt uiteraard hetzelfde, maar men neemt/nam de beeldtaal als een objectievere taxatie van de realiteit aan. Geheel ten onrechte, en dat niet alleen bij alle AI-gegenereerde beeltenissen. Foto’s zijn in hun kiemtechnieken al ontmaskerd als echoënde vervalsingen. Echo’s van de realiteit. Meer niet.
Meer dan juridische scherts is de vaststelling dat onze planeet nooit eerder zo precies en zo intens bespied wordt door miljoenen camera’s. De manspersoon die aan de afvalstraat zijn keukenpuin naast een container zet: foto en aan de schandpaal. De menspersoon die zijn huisdier ongeleid laat drollen op mijn stukje trottoir: foto en aan de schandpaal. De Russische tankbemanning die uit een inferno poogt te ontsnappen: foto en video en op hln.be. De regulatie is flexibel en perspectiefgebonden materie.
GDPR is een wapen voor wie de realiteit wil vormen naar eigen goeddunken en welbevinden. En geldt dus zeer arbitrair. De angst om af te beelden is voor een kijkende en oprechte fotograaf de slotronde in zijn bestaan. Tussendoor vraag ik mij af: zou Henri Cartier-Bresson de inseminator van de documentaire fotografie geworden zijn, in een GDPR-context? Je mag het zeggen.
Een tussentijdse tekst: het kan uitlopen. Ik had geen kwalijke gedachten ter zake, maar ik kijk naar mijn beeldjes. Is er eentje GDPR-proof? Ik dacht het niet. Altijd staat wel iets wederrechtelijk te branden in mijn lens. Een kind, een gepensioneerde, een baksteenlegger met de foute oorbescherming. Maar ah. Een echte fotograaf werkt toch voor de eeuwigheid? En in 2062 zal geen mens nog malen om een afbeelding van een voorouder. Intussen moet het podium wel schoongeveegd worden, voor de galerij en voor de ‘exposure’ (ik haat het woord ook) van hippe beeldenmakers, met ingevulde en ondertekende GDPR-verklaringen. Of het moet ‘altijd ergens, altijd iets’ zijn, een plekje bezijden het podium, waar enkel de randfiguren nog even geduld worden, in afwachting van afsterving.
GDPR, het maakt een mens tot een bijtend wezen.