Gepakt door Aarsman (met weifelende dank aan Ronny Bruneel)

by lucas dewaele

Ik heb geen vrienden in de kunstwereld. Want ik wil niet als man gepakt worden. Voor mijn gangbare omgang is “gepakt worden” geen retournerende belevenis. Ik zou het zelfs een zeldzame “beklijvenis” noemen, maar het woord bestaat nu eenmaal niet. Nooit.

Erger: gepakt worden door een Nederlander. Ex-fotograaf en nu tekstenschrijver. Het doet vaselineloos zeer, omdat ik nooit geloofd heb in “gepakt worden door een Nederlandse ex-fotograaf”, ook wel Aarsman genaamd.

Ik beken : ik was nooit fan van zijn werk : het leek zeer klasseerbaar, banaal, alledaags en een flauwe aanfluiting van wat échte fotografie is. Of “was”, als ik fotocritici wil geloven.

Ik moet mijn mening deels herzien en vooral teksten lezen. Omdat ik er in de weggooi-praktijk van alledag zo veel in herken.

Ook ik ben op een kruispunt beland, noem het een “kluispunt”, een moment waarop je dingen, ook wel “zekerheden” genaamd opsluit, veilig, ter bewaring (voor later) en waarop je andere onzekerheden lost. Zoals duivenjongen voor de allereerste keer, vanuit Noyon. Wegjagend uit het zekere cocon van het kot.

Ik citeer zijn tekst en ik beken: ik heb zijn tekst “Niemand kan het”, niet op katholieke wijze “overgetijpt”, maar gewoon “ge-unlocked”. Het weze mij éénmalig vergeven. Ik zal het nooit meer doen. Maar deze ene keer is heirkracht, of “herenkracht”, om in Aarsmanspelling te blijven. Zoiets als ontoerekeningsbaar zijn onder onweerstaanbare drang. Advocaten en Jezuïeten, één strijd dus.

Het citaat van “Niemand kan het”. Geloof mij, ik doe dit niet gaarne. Maar het moet, omwille van de volledigheid. En ik weet dat geen kat dit leest. Cartier-Bresson is dood en Michiel Hendryckx is ook al zestig.

“Maar ik kan hem wel laten zien, mijn cameraatje.

Dat is zo handig van foto’s, ze laten je dingen zien. Gewoon recht van voren, boem. Zie je nog

eens wat.

Dat is niet met alle foto’s zo, dat ze je dingen laten zien. Eigenlijk is het met de meeste foto’s

andersom. Die proberen juist niet te laten zien hoe de dingen eruit zien. Die proberen de boel een

beetje op te leuken, die willen een mooi plaatje zijn. Was een mooi plaatje nou makkelijker, dan

begreep ik het wel. Maar opleuken is juist erg moeilijk. Opleuken is een dagtaak. Het hele vak van

fotograaf gaat daar zo’n beetje aan op.

Een standpunt waarop je de minder leuke dingen niet ziet, vind dat maar. Je zoekt je een ongeluk,

zo leuk is de wereld niet. Is zo’n standpunt niet te vinden dan wordt het wachten. Minder leuke

dingen kunnen soms bewegen, je wacht tot ze uit beeld zijn. Of je wacht tot ze in de schaduw

staan. Een beetje tegenlicht doet wonderen, zie je de helft niet. En dan het juiste moment

afdrukken, hè, waarop alles samenvalt. Het geheel moet ook nog kloppen.

Maar ik begon me steeds meer te schamen. Dat huichelen, verdoezelen van wat je ziet. Waarom

niet pats boem, zo is het, ik stond erbij en ik keek ernaar?”

Waarom is het leven zo simpel, als je in Nederland leeft?

Intussen maak ik wel beeldjes, met de verstaanbare vergissingen. Buiten, felle zon, 400iso en correctie op plus één. Maar mijn toestelletje is zo vergevingsgezind…ik denk dat ik het laat dopen. Katholiek. In Westvleteren of in Brugge, het maakt niet uit. Het is water-spat-onbestendig”.  Een ongeluk bij veel ongeluk.

Weekbode Blues 1 (micro-cosmos)

Weekbode Blues (beetje macro-cosmos)

Het wordt tijd voor een alternatief boek over een provincienest.