Versteld in Damme.

by lucas dewaele

Denkend de wachttijd te doden, geraakt een mens verdoold in Damme. Failliete horecazaken spotten op een maandagochtend of –het nutteloze aan de morgenstond koppelend- mijn lichte vrachtwagen wat vastrijden in Damse polderwegen. En tussendoor genieten van dat ene moment van licht.

Ik ben een fotograaf met een fototoestel. Ook binnen adem- en handbereik. Sedert oktober vorig jaar ben ik niet meer zo overtuigd van het feit dat elke fotograaf wel daadwerkelijk een camera achter de hand houdt, voor gebeurtenissen-tout-court. Een i-phone dat wel, maar een camera….dat weegt, op het alerte gemoed. En op wervels.

Damme dus, het kastijden van mijn chassis tussen bomen en mooi winterlicht. Geen ruimte voor de stress rond een zich ingravende camionette, maar wel voor de tijdelijkheid van het licht en voor de eeuwigheid van donkere wolken. Ik krijg één, twee, drie simpele kansen, een reeksje van “instants décisifs” voor de landschapsfotograaf. En dan is het gewoon voorbij. Kleur opgelost in grauwte. Zo eenvoudig werkt dat. Ik kan weer beginnen met het ontgraven van achterwielen.

En die beeldjes? Schoon, als immer. Maar ook een nutteloze knipoog naar de propere illustratie, het afgewassen behangsel. Fotografie die niet doelt op wat een foto kan aanrichten. Geef mij dan maar meneer Bellocq, de fotograaf uit Storyville, New Orleans. Zijn beelden bleven netjes verborgen tot een Lee Friedlander ze ontdekte en ze prompt printte. Bellocq maakte de portretjes van zijn talloze vriendinnen, wijds op een wijdse sofa, zonder artistieke bedoelingen, zomaar. Een beetje zoals Friedlander zelf fotografeert : zonder statement of hogere context.

Op Java heb ik een deel formalisme proberen af te schudden; het beetje eigen ballast tussen wat er toch al lag aan exotisch vuil en synthetische overschotten. Zoeken naar beelden, niet naar prentjes. Het is aartsmoeilijk; de Westerse canon zit zo ingeworteld in dat ene betekenisvolle ogenblik, dat plastische strijklicht, het evenwicht van alle beeldende actoren. Ik dacht: “Misschien vind ik een uitweg in het duister. Aan honderd per uur, ’s nachts hangend uit een treindeur, geen autofocus, ritmisch drukkend op de ontspanknop, een flits, hopend op wat openbaring.”

Of het gelukt is… is de resultaatgelinkte vraag. Geen idee. Mijn manoeuvre was alleszins geduldig, niet wars van professionele inzichten en met risico’s. Geen gezelligheidszichten.

Klem kan je ook rijden in onexotische plekken. In Damme bijvoorbeeld, onderweg naar mijn “Sterke Madammen”-modellen. Het idee is tweeërlei klaar : simpel en in een wipje te maken. Maar daarna komt mijn eigen Loch Ness-draakje weer om het hoekje: hoe raak je weg uit de poel van het doodse formalisme? Gas geven helpt niet, bezinnen en herbeginnen, wringen en duwen…. Het zijn gelukkige zielen die alleen maar kijken naar reisgidsen.