Surabaya-Yogjakarta (iemand een aardiger titel?)

by lucas dewaele

Voor één keer zit ik te wachten op mijn bodybewaarder. Een verklaring is bij schuim en zweet gauw gegeven: de eerste taxichauffeur heeft ergens in zijn carrosserie een motorrijder gevangen. Halfdood, maar er zijn nog 185 miljoen wachtenden achter deze brave ziel. Penny is vrij van medelijden als het over zijn landgenoten gaat en dus maar snelsnel een andere taxi genomen. De uitverkoren taximan van dienst is, naar Belgische normen, een zware verkeerscrimineel, maar niet gezanikt, wij bereiken het station op tijd. En dat is toch wel de kern van de zaak.

Het ware reisverslag laat zich al raden. Dezelfde mensen met dezelfde vragen. Zoveel exotisme blijft er niet meer over. Het alternatief is in een open deur gaan staan om bij 100 kilometer per uur verse diesellucht en inspiratie op te snuiven.

Nia, 4 kinderen verzorgen en het huis op orde houden : één miljoen per maand

Eentje sprong er gisteren uit: een sjieke dame met twee gewichtige zonen en twee dochtertjes, met ertussenin een schuw meisje. Nia is de naam, quasi ongeletterd en bereid op te lossen tussen het kinderbraaksel. Haar functie : vierentwintiguurs-nanny; haar wedde : één miljoen, per maand. Roepies wel te verstaan, goed voor wel 80 euro, kost en inwoon inbegrepen. Het kind waarvoor ze zorgt, speelt met ipad2. Maar het beeld ervan oogt tweeledig niet goed.

Vandaag geen tristesse op de Indonesische gezichten: iedereen blij met de zonderlinge Westerling, die er eigenlijk bijna niet meer toe komt goeie beelden te maken. En dat is hun schuld : iedereen wil dolgraag op de foto en daarna moet ik telkens weer poseren voor lokale mobiele telefoons van niet al te puistige jeugd. Waar gaan wij naartoe?

Naar Yogjakarta dus, waar ik alweer twee meisjes ontmoet. Eén oude bekende, in het Viaviacafé, Tiaz, het hartelijkste mensje van 1,45 meter ter wereld en je vindt haar verhaal op bimesa.wordpress.com.

En dan een onbekende juffrouw die in het avondschemer dolende eenzame mannen zit op te wachten. Ze wrijft op mijn armen en ik vermoed dat ze voor ongeveer (maar negocieerbaar) 500.000 roepies één of andere tropische ziekte wil uitwisselen. Ik bedank voor zoveel wrijving in mijn bestaan.

Ik tel mijn dagen af. Ik lees flarden van Dirk Lauwaerts fotografische oprispingen. Misschien krijg ik nog de tijd om een persoonlijke documentaire-dna te verwekken. Daar wil ik wel een half miljoen voor geven. Roepies welteverstaan. En als ik daarvoor een anonieme Indonesiër moet laten asfalt ruiken…. alles voor de kunst.