Verse werkplek, traditionele beletsels.
by lucas dewaele
Mijn afgezworen rush-bestaan heeft een tweede adem gevonden in de Academie van Menen. Het is er een stukje thuiskomen – ik startte er ooit in een florissant tijdperk, lang geleden, mijn leraarsloopbaan.
Nu verwijzen wat fotosnippers aan een kast in een hoekje nog naar die gekoesterde tijden. Ook de eertijds impossante traphal heeft wat van zijn elan verloren; de erosie door passanten heeft ingewerkt. Jammer, maar de tand des tijds heeft ook zijn rechten.
Mijn verhaal omtrent “het gewicht van een (veranderende) beeldtaal” heeft ook hier uiteraard wat academische commotie losgeweekt. Mooi is dat, het ontsjorren van vaste gedachten. Esthetische ingrepen overboord gooien, schone prenten niet bijwerken in ongrijpbare software, het in vraag stellen van het dogma van de chronologie “eerst het vak leren en dan experimenteren” : het blijken stuk voor stuk bezwarende in- en aanslagen op verworven kennis en vaardigheden.
Naadloos kom ik tot de heer John Szarkowski, die fotografie een stuk rustiger en analytischer benaderde dan ik dit ooit zou willen. Als Moma-directeur werd hij er trouwens in baar geld voor vergoed – mijn verloning bestaat uit loutere wederwoorden en –beelden. Maar wij delen dezelfde bevrediging na bevraging.
Szarkowski dus in een notendop.
Eén. “Functionele” fotografie” dekt in zijn visie het domein van de documentaire fotografie; wij delen dus dezelfde speeltuin.
Twee. Eveneens gemeenschappelijk is het idee van de “genomen” en niet de “gemaakte” foto : een beeld, dat je steelt of plukt uit de realiteit en dat toch een betekenis en een helderheid heeft, waaraan een mens aandacht wil schenken. (Voor een gemaakt schilderij is dat logisch; voor een foto….).
Drie. En dan het huidplakkende hangijzer van de beeldtaal. Mens, als je begint met de oude, traditionele, geliefkoosde criteria te bepotelen, dan krijg je tegengasdrukwind.
Wist je dat zelfs een ikoon als Baudelaire de fotografie als “industrie” zag, “die de kunst binnengedrongen is en er de aartsvijand van geworden is”?
Beste lezer-cursist, je bent dus in goed, maar overleden gezelschap.
Voor wie bereid is, zijn traditionele ideetjes los te rijgen, heb ik onderstaande résumé van Szarkowski’s analyse.
De overigen raad ik aan een goed restaurant te bezoeken, zich naar het kampioenenbal van de vinkenzetters te begeven of te surfen naar een pornosite. Voor alles heb ik een goed adres, maar je kan natuurlijk ook gewoon de Weekbode bekijken.
U hebt gekozen voor : Szarkowski, Analyse, Intentioneel Goed Gevoel.
Vijf notoire punten. Alle gebaseerd op je persoonlijke wil om progressie te maken, op je menselijk bewustzijn (ik vermijd het woord “artisitiek”) en op de karakteristieken van het geliefde medium. Vijf dwarsdoorsneden : het ding zelf, het detail, het kader, de tijd en de gunstige ligging.
Het ding. Een fotograaf houdt zich onledig met het “actuele”, niet alleen vanuit de beperkende gedachten, zoals lokale persfotografen dat doen, maar ook met een open geest en intelligentie. Het ding (de actualiteit, de werkelijkheid) en het beeld ervan, ervaart en aanvaardt hij als twee, op elkaar lijkende, maar toch verschillende verschijnselen. In dit mijnenveld onderscheidt de fotograaf zich : met zijn beeldtaal beliegt hij zichzelf en/of de kijker, door te beweren dat de foto echt is, objectief, waar, authentiek. Komt daarbij de verontrustende gedachte dat de realiteit voorbij gaat en dat de liegende foto ervan als de echte realiteit blijvend herinnerd wordt. Het beeld overleeft de echte waarheid. De gebeurtenis zelf is ondergeschikt aan de foto ervan.
Dat is schrikken voor de heren van de traditionele beeldtaal – de dames zijn in dit geval plooibaarder.
Het detail. Een fotograaf vertelt zijn waarheid. De beeldtaal, die hij mal- of bonafide hanteert, de manier waarop hij met de realiteit onbewust of kinderlijk omgaat, is bepalend voor wat de kijker onthoudt.
De realiteit brengt, aldus Szarkowski, géén verhaal, maar fragmenten – details- en ruwe vormen, her en der gestrooid en suggestief. Die suggestieve kracht van dingen uit de werkelijkheid kan een fotograaf extra belichten, isoleren, abstraheren, detailleren…. (meer dan het banale beschrijven, waarin hedendaagse fotokunstenaars zich opsluiten – mijn opinie).
Foto’s kan je niet lezen als verhalen, maar in het beste geval, als symbolen. Door fotografen die iets uit de wereld uitgelicht en er bijzondere waarde aan gehecht hebben. Ik heb moeite om de narratieve eigenschappen van de fotografie (foto’s als verhalen) te ontkennen. Szarkowski toont dit aan : geen beeldenreeks vertelt het verhaal zonder begeleidende teksten, ondertitels, titels. Als die er niet zijn, hangt een beeldverhaal samen met oppervlakkigheden.
“If your pictures aren’t good enough, you aren’t close enough.” Een gefragmenteerde fotograaf zei dit ooit. Het oog voor het verkeerde detail is hem wel fataal geworden.
Het kader. Een fotograaf vult zijn beeld tot de randen, althans als hij de kostprijs van zijn pixels in acht neemt. Hij gooit achteraf idealiter niets weg van zijn beeld, maar selecteert bij opname : hij elimineert, hij kiest wie of wat binnen de grenzen van het beeldkader toegelaten of verworpen wordt. Dit maakt het voormalige “zwarte randje” tot een strijdplaats, waarrond spanning heerst. Het is dan ook onverwonderlijk dat kunstenaars deze grenslijn niet onbenut laten en er een aparte functie aan toedichten.
Szarkowski verwijst naar “rolschilderijen”, die afhankelijk van de rolstand, andere composities, uitsnitten gaven; een fotograaf kan op dezelfde manier naar de werkelijkheid kijken.
Ah, de tijd.
Ik zeg “ah”, omdat dit aspect zo lang op zich liet wachten. Spontaan denk ik aan alle fotografen die hun carrières debatloos opdroegen aan de “tijd”. Szarkowski deelde mede dat elke foto een ogenblikje tijd opeist en beschrijft, langer of korter.
Een foto is een uniek tijdsdocument, zo je wil : het toont nu in het heden wat overblijft uit het verleden en het voorspelt wat toekomstig is aan de hand van wat nu al zichtbaar is. (Een foto van een zandstenen fossiel van een zeedier, gevonden op 1000 kilometer van het strand, kan aantonen dat de klimaatverandering een toekomstige dreiging wordt – een losse gedachte mijnerzijds.)
Tijd is voor fotografen belangrijk : het verkeerd inschatten van de impact ervan op je electronisch gestuurde apparatuur kan je handigst vergelijken met de “mislukte beelden” uit de beginjaren van de fotografie. De tijd vond toendertijd een bondgenoot in lichtzwakke lenzen en ongevoelige emulsies; bewegende onderwerpen (“kronkelende babies”) werden gelaatsloze, transparante wezens. Kunstwetenschappers hebben hieraan echter weinig aandacht besteed; het waren mislukkingen waarvoor een klant in het pre-rilatine tijdperk node betaalde.
Szarkowski verwijst naar Balla en Gjon Mili, respectievelijk schilder en fotograaf, die de “tijd” in al zijn laagjes beetpakten. Het was altijd al een frustrerende fascinatie geweest om “tijd”, in de vermomming van beweging, haarscherp weg te kapen, een onbeschreven vorm van voyeurisme. Zien wat voor het onbekwame oog verborgen bleef, goddelijk toezien hoe de verboden vrucht ontdaan werd van zijn uiterlijkheid. De fotograaf als ontvreemder – wat een breed woord.
Schoonheid, mijn brave Menense betrapte estheten, zit misschien wel een beetje in het beslissend moment. Zeker, als je er in slaagt de tijd zo te fragmenteren, dat er mooie vormen zichtbaar worden. Maar Szarkowski heeft helaas gelijk dat die esthetische beleving eerder ligt in de schoonheid van samenvallende patronen dan in het vertellen van het (ontbrekende of verzonnen) verhaal.
De gunstige positie van de fotograaf.
Ik bedoel niet de wouldbe-persfotograaf die op alle kampioenenliturgieën opgevoerd wordt in pole position voor het betere alcoholgebruik. Ik bedoel de echte fotograaf die het juiste perspectief kan tonen, van waaruit de scène overzichtelijk als een verhaal samengevat wordt. Een beetje leugenachtig, maar toch, begrijpelijk voor wie gelooft.
De kunstenaar heeft van die eigenschap van de fotografie gebruik gemaakt : de optie om met fotografische middelen, zijn gevoel over, zijn visie op de werkelijkheid te ordenen, te vereenvoudigen. Of neutraler gezegd : de bekwaamheid van de fotografie om de schematische opvattingen over de realiteit uit te dagen of af te keuren, is door veel bewuste beeldwerkers in het juiste perspectief gezet. Tussen de gevoeligheid voor de wereld, de werkelijkheid en het gevoel voor vakmanschap (de tools van de opgeleide fotograaf), ligt het speelveld van de fotografie. Tussen het moment waarin enerzijds het beeld voor de kunstenaar zichzelf opdringt en waarin anderzijds de fotograaf al zijn tools er op loslaat, liggen nog heel wat ontdekkingskwesties.
Szarkowski meent de de evolutie van de fotografie geen kwestie is van lineaire groei, maar veeleer een een spiraalsgewijs ontdekken; de uitdaging ervan is een individuele materie.
Ik vrees dat hij een niet rimpelloos debat geopend heeft.
Vermits ik een leek ben, niet meer dan een kijker,
dien ik academisch te zwijgen.
En toch.
Lire c’est écrire. Wie leest, die schrijft.
Wat is een schrijver zonder lezer?
Wat is een fotograaf meer dan een ‘liegend konijn’.
In zijn ‘sluitertijd’.
Ik blijf u graag lezen, schrijft u maar verder.
Beste Uvi,
Ik ben een Leek in ‘t diepst van mijn gedachten,
En zit in ‘t binnenst van mijn school ten troon
Over mij zelf, overtuigende tussentoon
Eigengereid en zegenend, diep bevrachtend.
Ja, ik lieg ook wel als ik herschrijf in woorden, bovenop de beelden.