Real diary (2847)

by lucas dewaele

Let me convince you again. Just click on the picture. (Thanks to https://almerighi.wordpress.com, for inspiring me)

La crociata dei bambini.

Partirono all’alba
in crociata i bambini
Le facce gelate, chi li troverà?
Partirono in fila,
Sepolti di neve
I soli scampati alle bombe
ed ai soldati

Volevan fuggire dagli occhi la guerra,
volevan fuggirla per cielo e per terra
un piccolo capo, la pena nel cuore,
provava a guidarli
e la strada
non sapeva trovare.

Una bambina di undici,
ad una di quattro, come una mamma
portava per mano
ed un piccolo musico, col suo tamburo,
batteva sordo, al timore
di farsi trovare

E poi c’era un cane, ma morto di fame
che per compassione nessuno ammazzò,
e si faceva scuola
tutti alla pari
sillabavan maestri e scolari

C’era Fede e Speranza
ma né pane, né carne
non chiamate ladro chi deve rubare,
per dare alle bocche, di cosa mangiare
farina ci vuole
e non solo bontà

Si persero in tondo, nel freddo di neve
nessuno più vivi li poté trovare,
soltanto il cielo, li vede vagare
nel cerchio
dei senza meta
dei senza patria

E cercano insieme una terra di pace
non come quella che hanno lasciato,
senza fuoco e rovina di Colosseo
ed immenso dietro di loro…
diventa il corteo

Il cane nel bosco
fu trovato una sera
al collo portava un cartello con scritto:
qualcuno ci aiuti, abbiam perso la strada
seguite il cane,
e vi prego,
non gli sparate

La scritta infantile, trovò un contadino
ma non la mano che la tracciò
un anno è passato, e nessuno è venuto
il cane soltanto è restato
a morire di fame

Il cane soltanto è restato
e si muore di fame.
Kinderen op kruistocht.

Ze vertrokken bij zonsopgang,
de kinderen - op kruistocht
Met bevroren gezichten, wie zal ze vinden?
Ze vertrekken in geleide rij
Begraven met sneeuw.
Enigen die ontsnapten aan de bommen
En aan soldaten.

Ze wilden de oorlog uit hun ogen verstoten
Ze wilden ontvluchten langs hemel en aarde
Een kleine leider, verdriet in zijn hart
probeerde hen te leiden
en de weg
kon hij niet vinden.

Een kind van elf
met ééntje van vier, als een mama
aan de hand gedragen
En een kleine muzikant, met zijn trommel,
sloeg dof, in angst
om gevonden te worden

En dan was er nog een hond, uitgehongerd.
Die uit medelijden niemand doodde,
Hij werd schools getemd
allen als gelijken
spelden woorden als meesters en schoolkinderen

Er was geloof en hoop, gehoofdletterd.
Maar noch brood noch vlees
Noem hem geen dief die moet stelen,
Om monden wat te eten te geven
is meel nodig
en niet alleen goedheid

Ze waren verdwaald in het rond, in de kou van de sneeuw
Geen levende ziel kon hen vinden
alleen de hemel ziet ze dwalen
in de cirkel
van de doellozen
van de landlozen

En samen zoeken ze een land van vrede
niet zoals het puin dat ze achterlieten,
zonder vuur zonder ruïne van het Colosseum
en immens achter hen
groeit de stoet

De hond in het bos
werd op een avond gevonden
om zijn nek droeg hij een papieren schrijfsel
'Iemand, help ons, we zijn de weg kwijt.
volg de hond
en alstublieft,
schiet hem niet neer'.

Het kinderlijke plakaatje - een boer vond het
Maar niet de hand die het tekende
een jaar is verstreken, en niemand is gekomen
slechts de hond bleef over
om te sterven van de honger

De hond alleen bleef
en men sterft van honger